up to
index



TOEZICHTHOUDEND ORGAAN:
TOEZICHT OP AFSTAND?
(1)

mr. P.J. Westerhof



Inhoudsopgave

  1. Inleiding
  2. Toezichtsinstrumenten
  3. Europese aspecten
  4. Scheiding van petten; economische betrokkenheid en onpartijdig toezicht
  5. Zelfstandig Bestuurs Orgaan
  6. Adviesorgaan
  7. Beoogde taken TND-ZBO
  8. Evaluatie
  9. Overweging
  10. Voetnoten


1 - INLEIDING

Op grond van de huidige Wet op de Telecommunicatievoorzieningen (WTV) en de Postwet is de Minister van Verkeer en Waterstaat belast met het toezicht op de door Koninklijke PTT Nederland als telecommunicatieinfrastructuur-aanbieder uit te voeren nutstaken, welke voortvloeien uit de aan de concessiehouder wettelijk opgedragen verplichtingen.
Dit overheidstoezicht moet waarborgen dat de infrastructuuraanbieder de diensten op een behoorlijke wijze verricht, zorgdraagt voor de aanleg en instandhouding van adequate telecommunicatie-infrastructuur en geen misbruik maakt van de toegekende exclusieve vrijheden. Hierbij wordt er in het bijzonder op gelet of de infrastructuur-aanbieder voldoet aan de voorwaarden wat betreft landelijke dekking en aanbod van huurlijnen, waarbij kwaliteitsaspecten als tijd en produktdifferentiatie mede bepalend zijn.(2)

Op 17 november 1994 heeft de Europese Raad van Telecom-ministers vastgesteld, dat op 1 januari 1998 de volledige liberalisering van telecom-infrastructuur en -diensten een feit moet zijn.(3) Deze beoogde liberalisering van de Europese telecommunicatiemarkt maakt het noodzakelijk de bestaande datacommunicatieregelgeving integraal te herzien. Met name de opkomst van tal van 'nieuwe' telecommunicatiediensten naast de bestaande 'basis-telecommunicatiedienst' vraagt om een wetgeving welke voldoende ruimte laat aan zowel huidige als aan toekomstige behoeften en ontwikkelingen ten aanzien van de telecommunicatie. Nationalisme, protectionisme en conservatisme vormen dan ook een bedreiging voor een evenwichtige ontwikkeling van de Digitale Snelweg. Met het voorstel van wet van 22 mei 1995(4) wordt een wijziging van de WTV beoogd welke ruimte moet bieden aan een tweede aanbieder van landelijke kabelgebonden infrastructuur. Mede gedreven door een gewijzigd Europees beleid dienaangaande wordt hiermee een stap gezet in de richting van de liberalisering van de Europese telecommunicatiemarkt.
Ook een komende tweede infrastructuuraanbieder zal geconfronteerd worden met bovengenoemd overheidstoezicht.


2 - TOEZICHTSINSTRUMENTEN

Het huidige toezicht van de Rijksoverheid op de telematica-infrastructuur uit de Wet op de Telecommunicatievoorzieningen in beginsel uit de volgende onderdelen: Bij de niet nakoming van verplichtingen kunnen sancties worden opgelegd (aanwijzing, boete, dwangsom of als ultiem middel intrekking van de landelijke vergunning; m.b.t. het laatste staat alsdan beroep open bij het CBB.(9)
Het belangrijkste toezichtsinstrument vormen de algemene richtlijnen. Deze vormen in feite het instrument voor de uitoefening van de politieke verantwoordelijkheid van de regering(10). Doordat de algemene richtlijnen de grenzen van het toezicht bepalen, bepalen zij - in het verlengde daarvan - tevens de politieke verantwoordelijkheid van de minister voor de prestaties van de infrastructuur-aanbieders(11), waarbij de aanwijzingsbevoegdheid het sluitstuk vormt.


3 - EUROPESE ASPECTEN

Het belang en de reikwijdte van de algemene richtlijnen Telecommunicatie staat rechtstreeks onder invloed van de Richtlijnen van de Europese gemeenschap, waaronder de Open Network Provision richtlijnen. Zo stelt de ONP-richtlijn van 28 juni 1990 (90/387/EEG) met betrekking tot het tariefbeheersingssysteem dat de op de ONP-voorwaarden gebaseerde tariefbeginselen met name inhouden dat de tarieven op controleerbare wijze gebaseerd moeten zijn op objectieve criteria en in beginsel kostprijs georiënteerd dienen te zijn; doorzichtig moeten zijn en op passende wijze bekend moeten worden gemaakt - aspecten welke door klanten van PTT als belangrijke knelpunten m.b.t. de PTT-dienstverlening werden genoemd(12) - moeten voldoen aan de mededingingsregels van het EG-verdrag; geen discriminerend karakter mogen hebben en gelijkheid in behandeling moeten waarborgen(13). Overigens lijkt met name het controle-aspect problematisch; zo komen uit de media(14) geluiden dat - ondanks ondersteuning door gerenommeerde adviesbureau's - nog steeds geen goed meetinstrument bestaat voor de controle van de prijzen van huurlijnen.
Enerzijds neemt door de toenemende liberalisering het concessiegebied af - op de in concurrentie met anderen verrichte diensten zijn de algemene richtlijnen niet (meer) van toepassing. Anderzijds verandert door de harmoniserende Europese richtlijnen het karakter van de Nederlandse richtlijnen - zo betreffen de Europese richtlijnen voor een belangrijk deel dezelfde onderwerpen als de Nederlandse algemene richtlijnen(15). Liberalisering leidt er dan ook toe dat onder invloed van EG-regelgeving andersoortig toezicht nodig is op het gebied dat is geliberaliseerd.
Daarbij doet zich de enigszins merkwaardige situatie voor dat ofschoon de voorkeur van de minister van V&W er naar uitgaat om zo min mogelijk, liefst geen, toezicht uit te oefenen op geliberaliseerde diensten, er zolang er om welke reden dan ook geen sprake kan zijn van volledige mededinging, naar de mening van de minister vaak nader toezicht of nadere regelgeving noodzakelijk zal zijn(16).
Zo zou de uitvoering van EG-regelingen in veel gevallen een nadere beleidsmatige afweging op nationaal niveau nodig maken welke niet zonder meer aan de regering kan worden overgelaten(17).
Anderzijds merkt de minister op van de met de ONP-richtlijn samenhangende richtlijnen en resoluties 'op voorhand met voldoende mate van zekerheid aan te nemen' dat de bestaande richtlijnen en resoluties op telecommunicatiegebied geen beleidsinhoudelijke ruimte van enige betekenis geven, waarbij hij de dienstenrichtlijn en de huurlijnenrichtlijn als voorbeeld noemt(18).


4 - SCHEIDING VAN PETTEN; ECONOMISCHE BETROKKENHEID EN ONPARTIJDIG TOEZICHT

In de komende jaren zal aldus - mede onder invloed van Europese ontwikkelingen - een overgang dienen plaats te vinden van een monopolide markt naar een geliberaliseerde markt met nagenoeg volledige concurrentie. Aan te nemen valt - ook hier gelet op de ervaringen in het buitenland - dat in de komende overgangsfase spanningen en geschillen tussen concurrerende marktpartijen niet uit zullen blijven.

Een zekere spanning zou de rol van de Minister van V&W kunnen opleveren, zijnde beheerder van een meerderheidsbelang in één van de meest dominante marktpartijen enerzijds en regulator en toezichthouder op de telecommunicatiemarkt anderzijds. Met betrekking hiertoe kan de Richtlijn van de Europese Commissie van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten (90/388/EEG) worden aangehaald, stellende dat het samengaan van regelgevende en commerciële activiteiten van de telecommunicatie-organisaties misbruik van machtspositie in de zin van artikel 86 EEG-verdrag oplevert(19). In artikel 7 van de richtlijn wordt dan ook gesteld dat de lidstaten ervoor dienen te zorgen dat vergunningverlening, toezicht en controle dienen te worden verricht door een van de telecommunicatie-organisaties onafhankelijke instantie.
Met betrekking tot geschillen zou het bijvoorbeeld kunnen gaan over de beslechting van geschillen over interconnectievoorwaarden waartoe de minister van V&W ex art. 4c WTV is geroepen, bij welke beoordeling de minister van V&W overigens zal worden bijgestaan door een onafhankelijke commissie van deskundigen(20). Door middel van interpretatie per geval zal de minister nader inhoud dienen te geven aan de wettelijke interconnectieverplichtingen. Deze interpretaties, zijnde een invulling van de eigen beleidsvrijheid van de bewindspersoon uitmondend in een uitspraak van de minister in het geschil, zullen daarop in rechterlijke procedures door de rechter slechts marginaal kunnen worden getoetst.

De formele invulling - i.e. de mate van onafhankelijkheid - en de materiële invulling - i.e. de mate van inhoudelijke deskundigheid - van de beslechting van deze geschillen zal rechtstreeks van invloed zijn op de acceptatie van de uitspraken door de betrokken marktpartijen. De uitslag van deze geschillen zal immers bepalend zijn voor de totstandkoming van gelijke kansen voor huidige en intredende marktpartijen en daarmee van daadwerkelijke concurrentie.
Al dan niet terechte vrees bij de betrokken partijen op de telecommunicatiemarkt, voor een vooringenomenheid bij de overheid - zijnde aandeelhouder van KPN - bij de uitoefening van het toezicht en de beslechting van geschillen zou ertoe aanleiding kunnen geven dat de betrokkenen marktpartijen, in plaats van gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheden voor geschillenbeslechting door de Minister, eerder een beroep zullen doen op de burgelijke rechter of op Europees-rechtelijke rechtsmiddelen. In dat geval zou de nationale overheid te kort schieten bij het scheppen van rechtszekerheid.

Engelse parallellen

De huidige ontwikkelingen rond de privatisering van telecom-poot van de PTT en de aankondiging van de mogelijkheid van een tweede telecom-aanbieder hebben een voorganger in het Verenigd Koninkrijk in de privatisering van British Telecom (BT).
Nadat BT in 1968 genationaliseerd was kondigde in 1979 het Thatcher-kabinet plannen aan voor de introductie van meer concurrentie in de telecommunicatiemarkt. Nadat in 1982 door vier ondernemingen het Mercury-consortium was opgericht dat de rol van tweede telecom-aanbieder op zich zou dienen te nemen, werd - teneinde Mercury een beschermde groeifase te bieden van 'baby-business' tot levensvatbaar concurrent van BT - in 1983 een duopoly afgekondigd voor de termijn van 7 jaar. In 1984 kwam een wet tot stand welke het kader en de structuur vaststelde voor de verdere liberalisering van de Britse telecom-markt. In deze wet werden uitgebreide beperkende en verplichtende regels opgesteld met betrekking tot de taakvervulling door BT; waaronder het verbod op het aanbieden van mobiele telefonie en van kabel-TV, een principiële leveringsplicht met betrekking tot telefoondiensten, terwijl ook een vrij stringente structurering met betrekking tot de tariefstelling werd geregeld.
Het in 1984 ingestelde Office of Telecommunications (OfTel) werd belast met de verdere regulering van en het toezicht op het functioneren van Britisch Telecom. Het voornamelijk door ambtenaren bemande OfTel, ook de bestuurders worden benoemd door de Britse overheid, bepaalt onder meer concurrentie-aspecten zoals BT-leveringsvoorwaarden rond verbindingen, en ziet toe op het voork˘men van kruissubsidies.


5 - ZELFSTANDIG BESTUURSORGAAN

Reeds langer is de wenselijkheid van scheiding van verantwoordelijkheden tussen de ordenende taak enerzijds en het toezicht en controle anderzijds benadrukt. Zo werd in het definitief kabinets-standpunt inzake de hoofdlijnen van de herziening van de WTV aandacht besteed aan de scheiding van de toezichthoudende en de uitvoerende rol van de overheid enerzijds en de overige rollen zoals beleidsvorming, regelgeving en KPN-aandeelhouderschap anderzijds(21). Ook de CAPT had de instelling van een onafhankelijk uitvoeringsorgaan bepleit dat zou worden belast met de toezicht-houdende taken van de overheid(22).
In 1989 werd in een studie in opdracht van de Ministeriële Commissie Informatiebeleid een lans gebroken voor een Commissie voor de Electronische Informatievoorziening waarin ordenende bevoegdheden - zoals telecommunicatie-infrastructuurbeleid, frequentiebeleid ten aanzien van ether- kabel- en andere transmissietechnieken, het verlenen van telecommunicatiemachtigingen en de uitgifte van frequenties - en toezichtsbevoegdheden - zoals op de aanleg en instandhouding van de telecommunicatie-infrastructuur, toezicht op de publieke en de private omroepsector en opsporende en uitvoerende taken terzake van o.a. het omroepmededingingsbeleid - binnen één organisatie zouden moeten worden gebundeld(23).

Meer recentelijk is in de Uitgebreide Commissievergadering (UCV) van 21 maart 1994 over de hoofdlijnennotitie inzake de herziening van de Wet op de Telecommunicatievoorzieningen(24) vanuit de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat aangedrongen op de totstandkoming van een zelfstandig bestuursorgaan dat in de overgangsfase naar een volledig geliberaliseerde markt voor telecommunicatie-infrastructuur en -diensten het toezicht op die sector uitoefent. Na de UCV heeft de Kamer een motie-van der Hoeven c.s. aanvaard(25) waarin weliswaar het vestigen van een agentschap om het toezicht en de controle te behartigen als een goede stap werd beoordeeld maar werd gevraagd de instelling van een zelfstandig bestuursorgaan te overwegen en daartoe in het kader van de herziening van de Wet op de Telecommunicatievoorzieningen (WTV) een voorstel te doen. Bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat heeft de Kamer zijn standpunt nog nader aangescherpt in de motie van Zuijlen, waarin expliciet de instelling op korte termijn van een zelfstandig bestuursorgaan werd verzocht, dat zich zou dienen bezig te houden met (mededingings)toezicht, controle en interconnectievoorwaarden(26).
Aldus door de Tweede Kamer tot concrete stappen gedrongen stelde de minister van Verkeer & Waterstaat het met de Kamer eens te zijn dat de toezichthoudende rol dan ook alléén effectief zou kunnen worden uitgeoefend door een niet-belanghebbende partij. Desalniettemin achtte de Minister van V&W het niet verantwoord om in een naar zijn mening 'geforceerd tempo' een zelfstandig bestuursorgaan in het leven te roepen en daaraan vergaande beslissingsbevoegdheden op te dragen vóórdat de regelgeving voor de structuur van de toekomstige telematicamarkt en de richtlijnen voor de uitoefening van het toezicht tot stand zouden zijn gekomen. Naar zijn mening zou op deze wijze min of meer discretionaire besturende macht aan de ministeriële verantwoordelijkheid en aan de parlementaire controle worden onttrokken zonder dat deze macht vooraf voldoende zou zijn ingekaderd. Daarnaast moest naar mening van de minister worden voorkomen dat een geforceerde oprichtingstraject voor een ZBO het wetgevingstempo m.b.t. de liberalisering zèlf zou vertragen. Het 'meeliften' van de instelling van een ZBO op het wetgevingstraject dat het mogelijk moeten maken vergunning te verlenen aan een tweede landelijke infrastructuuraanbieder alsmede regionale aanbieders, zou een dergelijke vertraging onvermijdelijk maken.

Om uit dit dilemma een uitweg te vinden heeft de Minister van V&W gekozen voor de volgende aanpak:
  1. de instelling van een onafhankelijk toezichtsorgaan wordt meegenomen in de definitieve herziening van de WTV, die in 1995 wordt voorbereid en in 1996 als wetsvoorstel aanhangig zal worden gemaakt. Zodoende zou vertraging van de 'interimwetgeving' voorkomen kunnen worden en ruimte worden geschapen voor een zorgvuldige voorbereiding van het beoogde toezichtsorgaan.
  2. In de periode voorafgaand aan de totstandkoming van het zelfstandig bestuursorgaan zal de uitoefening van de toezichtsfunctie onderdeel blijven uitmaken van de ministeriële verantwoordelijkheid. Teneinde nu ook in deze periode een ontvlechting van belangen te verzekeren worden de volgende wegen bewandeld:
    a. binnen de Hoofddirectie Telecommunicatie en Post van het Ministerie van V&W is een aanvang gemaakt met het aanbrengen van een scheiding tussen de rol van regelgever en die van toezichthouder. Daartoe is per 1 oktober 1994 binnen de HDTP van een afzonderlijke projectdirectie Toezicht Netwerken en Diensten (TND) ingesteld, waarin de toezichtstaken worden ondergebracht. Dit geldt ook voor uitvoerende taken, waarvoor uit een oogpunt van marktverhoudingen funtiescheiding tussen regelgever en toezichthouder geboden is. De Directie TND zal te zijner tijd opgaan in de ambtelijke staf van het op te richten bestuursorgaan(27).
    b. wanneer de Minister van V&W komt te staan voor toezichtsbeslissingen waarbij substantiële spanning bestaat tussen belangen van KPN en derden, zal de Minister zich laten adviseren door een in te stellen commissie van onafhankelijke deskundigen. In beginsel zal de Minister het advies van deze commissie volgen. Mochten er dringende redenen zijn om van het advies van de commissie af te wijken, dan zal de Minister dit aan de vaste kamercommissie bekend maken; de Kamer is dan in staat de objectiviteit van de beslissing te toetsen.


6 - ADVIESORGAAN

Afhankelijk van de bij wet aan een zelfstandig bestuursorgaan overgedragen discretionaire bevoegdheden kan een ZBO kan meer of minder grote afstand van de minister worden geplaatst. Naar de mening van de minister van V&W zou ingeval van de oprichting van een ZBO vooruitlopend op de nieuwe WTV dit bestuursorgaan echter teveel ongeclausuleerde bevoegdheden kunnen krijgen, gebaseerd op verouderde wet- en regelgeving. Vandaar dat de minister als opstap naar het compleet onafhankelijke toezicht alvast enige onafhankelijkheid wilde creëren door een aparte directie TND en een onafhankelijke adviescommissie (even daarvoor nog een commissie van advies van onafhankelijke deskundigen genoemd - sic!), zodat zij haar beslissingen op grond van onafhankelijke deskundigheid kan nemen(28). Voor bepaalde zaken zal - ter aanvulling van de commissie - ad hoc deskundigheid worden ingehuurd, waarvoor een budget is uitgetrokken.
De aanvankelijke opzet was de adviescommissie vóór de zomer van 1995 ingesteld te hebben, waarbij dan tevens de Kamer geïnformeerd zou worden over samenstelling en taakstelling van de commissie.


7 - BEOOGDE TAKEN TND-ZBO

In de nieuwe projectdirectie Toezicht Netwerken en Diensten zullen de marktgerichte uitvoerings- en toezichtstaken worden ondergebracht te weten(29): Met betrekking tot voornoemde taken zal de TND een aantal taken van de bestaande HDTP-organisatie overnemen, aangevuld met de nieuwe taken als gevolg van Europese regelgeving.


8 - EVALUATIE

Overheidsbeïnvloeding

Een liberaler omgeving kan weliswaar - terecht of ten onrechte - leiden tot meer regulering. Zo kan het wenselijk worden geacht om de grenzen van de vrije marktwerking vast te leggen en kan overheidstoezicht op de in het ONP-kader vastgestelde 'objectieve, doorzichtige en niet-discriminatoire toegangs- en gebruiksvoorwaarden' aanleiding geven tot het stellen van nadere regels. Oogmerk dĦent echter een liberalisering van de Europese telecommunicatiemarkt te blijven. Het overheidstoezicht zal dan ook niet mogen conflicteren met de vrijheid van de infrastructuuraanbieder zèlf de wijze van bedrijfsvoering te bepalen.
In het buitenland blijkt de liberalisering van de telecommunicatiemarkt aanleiding te hebben gegeven tot een intensivering van de sturing door de overheid. Zo wordt in het Verenigd Koninkrijk het preventieve en correctieve toezicht van OfTel op Britisch Telecom door deze laatste in toenemende mate als een belemmering ervaren, tengevolge van de inherente groei van de correctiedruk welke dit reguleringssysteem door zijn vorm en omvang met zich brengt.

Elke poging om de marktwerking te beïnvloeden door middel van regulering zal een kunstmatige omgeving scheppen waarin uitzonderingen geregeld, neveneffecten gecorrigeerd en politieke belangen gehonoreerd dienen te worden; welke uitzonderingen, neveneffecten en politieke belangen weer aanleiding geven tot andere en verdere uitzonderingen, neveneffecten en politieke belangen welke opnieuw . . . . . . . .
De notie van 'zelfregulering' lijkt op deze wijze aan de telecommarkt voorbij te gaan.
De huidige technologische en maatschappelijke ontwikkelingen zijn onvoorspelbaar in hun snelheid en richting. Indien men uitgaat van het beginsel van vrije marktwerking, dan is het principieel onmogelijk de daaruit resulterende natuurlijke evenwichtssituatie op voorhand te bepalen en daarop een wezenlijke sturende invloed uit te oefenen,  nders dan het bijsturen op onderdelen door middel van (het stellen van) randvoorwaarden. Elk structureel ingrijpen leidt tot een gereguleerde liberalisering en daarmee tot een kunstmatig evenwicht, waarvan het instandhouden per definitie noodzaakt tot verder ingrijpen. Een overheidsbeleid dat succes verwacht van een dergelijke regulering, onderschat de complexiteit van de betrokken processen en overschat de spankracht van het overheidsingrijpen. In ieder geval overschat men in dit geval het eigen voorspellend vermogen.

Overheidsbeïnvloeding middels ordening dient dan ook plaats te vinden op hoofdlijnen en beperkt te blijven tot het stellen en handhaven van non-discriminatoire randvoorwaarden(31).
Het abstracte juridische begrip toezicht dient ook toezicht te blíjven; directe overheidsbemoeienis door feitelijk overheidsingrijpen in concrete gevallen dient dan ook in beginsel onwenselijk worden geacht en uitzondering te blijven.
Het overheidsbeleid dient dan ook zo min mogelijk sturend te zijn, maar gericht te zijn op het (departement-overstijgend) wegnemen van belemmeringen welke een evenwichtige ontwikkeling van de Digitale Snelweg in de weg staan. Economische belangen - als industriebeleid en werkgelegenheid - dienen met maatschappelijke belangen en consequenties - zoals privacy en vrijheid van meningsuiting - in evenwicht te worden gebracht binnen het overkoepelende kader van EG-regelgeving. Nationalisme, protectionisme en conservatisme vormen daarbij een belemmering.

Men kan zich daarbij overigens afvragen of de enorme investeringen welke met de huidige telecommunicatie-technologie gemoeid zijn überhaupt wel een volledige liberalisering toelaten, anders dan een liberalisering middels een gestage evolutie tot een oligopolie.
De investeringen in met name de huidige telecommunicatie-infrastructuur bergen een nadrukkelijke oligopolie-bevorderende tendens in zich, in die zin dat niet uitgesloten moet worden geacht dat binnen een situatie van volledige concurrentie de investeringen, en dan met name de initiële investeringen, niet dan met de grootste moeite kunnen worden terugverdiend. Dit zou een toegangsdrempel zijn voor intreders, terwijl het bestaande marktpartijen aanleiding zou kunnen geven hun inspanningen te bundelen, hetgeen een ontwikkeling in de richting van een oligopolie zou impliceren. De eerste internationale telecommunicatie-infrastructuur-jointventures zijn al gevormd.
Dit, alsook het feit dat de Nederlandse overheid grootaandeelhouder in PTT is en dús direct geraakt wordt door de (financieel-economische) consequenties van haar eigen beleidsbeslissingen, zou een op evolutie gericht beleid met betrekking tot de wijze van liberalisering van de nationale telecommunicatiemarkt aannemelijk maken.


Op afstand geplaatst onafhankelijk bestuursorgaan

In de brief aan de Tweede Kamer van 6 maart 1995(32) geeft de minister aan - middels de instelling van de Project-directie TND als afzonderlijke directie binnen de Hoofddirectie Telecommunicatie en Post binnen het Ministerie van V&W - een aanvang te hebben gemaakt met de interne functiescheiding tussen de rol van regelgever en toezichthouder, doch het niet verantwoord te achten nu reeds in een geforceerd tempo een zelfstandig bestuursorgaan tot stand te brengen. Daarmee weigert de minister van V&W dus de door de Tweede Kamer aanvaarde motie van Zuijlen c.s. uit te voeren(33) waarin expliciet de instelling op korte termijn van een zelfstandig bestuursorgaan werd verzocht, dat zich zou dienen bezig te houden met (mededingings)toezicht, controle en interconnectievoorwaarden.
Er is aldus een projectdirectie Toezicht Netwerken en Diensten gecreëerd die tot taak heeft vergunningen te verlenen alsmede toe te zien op de naleving van de aan die vergunningen verbonden voorwaarden, hetgeen betekent dat er de facto geen onafhankelijk toezicht is op het verlenen van de betreffende vergunningen. Dit impliceert dat er vóór 1998 geen onafhankelijk toezichthoudend orgaan zal komen voor het toezicht op de telematica-infrastructuuraanbieders ofschoon van dusdanig wezenlijk belang werd geacht dat een dergelijk toezicht in het Nederlandse Actieprogramma 'Van metafoor naar aktie' als hoofddoel werd aangegeven(34) en de Tweede Kamer tot twee keer toe heeft uitgesproken dat de toezicht houdende taak zo snel mogelijk bij het ministerie van V&W dient te verdwijnen. Er komt dan wel een aparte directie - waarbinnen een scheiding is aangebracht tussen de afdeling die het beleid voorbereidt en de afdeling die het beleid uitvoert - maar deze ressorteert direct onder de HDTP en valt tot het moment van verzelfstandiging in een ZBO dus integraal en onverminderd onder de verantwoordelijkheid van de Minister van V&W.
In het Tweede Kamer-overleg van 28 juni 1995 beaamde de minister later ook dat de nieuwe DTND niet onafhankelijk is en dat scheiding van vergunningverlening en toezicht bij de TND de minister niet nodig leek omdat de vergunningverlening geschiedt op basis van de uitgewerkte regelgeving.
De onafhankelijkheid dient in de ogen van de minister nu in feite ingevuld te worden door de commissie van onafhankelijke deskundigen (met betrekking waartoe de minister de nodige slagen om de arm lijkt te houden - zie hieronder).
Volgens de minister is feite iedereen voor het instellen van een ZBO, maar dient dit dan wel op een verantwoorde manier tot stand te worden gebracht en gebaseerd te worden op een wettelijke grondslag, duidelijke criteria en heldere regelgeving waarin de taak, functie en mogelijkheden van het toezichthoudend orgaan zijn geregeld en waarop de Kamer de minister kan aanspreken.

Indien de minister ècht aanleiding had tot bezorgdheid was het meer op zijn plaats geweest dit met zoveel woorden te erkennen en voorlopig over te gaan tot de instelling van een agentschap(35) - zijnde een minder ver gaande vorm van verzelfstandiging waarbij een zelfstandig bedrijfseconomisch beheersregime gepaard gaat aan in beginsel onverminderde ministeriële verantwoordelijkheden en bevoegdheden, als het ware een modernere versie van het vroegere 'staatsbedrijf'. Deze optie is immers ook bij het te verzelfstandigen frequentiebeheer gekozen.
Merkwaardig is daarbij overigens dat het nog op te richten ZBO uitsluitend in het leven wordt geroepen voor de overgangsfase van de overgang van een monopolide markt naar een geliberaliseerde markt met nagenoeg volledige concurrentie. Niet alleen is kennen EG-verdrag en richtlijnen niet de uitzondering van een 'overgangsfase', waar zij duidelijk een scheiding tussen beleid en toezicht/controle eisen, ook is onduidelijk wat daarna dient te gebeuren. Met de oprichting van een ZBO is alleen om juridisch-technische redenen al zoveel tijd gemoeid dat verwacht mag worden dat deze nog in de steigers staat op het moment dat voornoemde overgangsperiode reeds verstreken is.
Dat de minister geen mogelijkheden ziet om een ZBO op te richten lijkt aldus eerder ingegeven door vrees voor het verdwijnen van bestuurlijke discretionaire bevoegdheden waarvan het juist de bedoeling is dat deze worden overgedragen.


Diffuse taken, taakvelden en verantwoordelijkheden

Aannemelijk is dat naast en aansluitend op voorgaande bevoegdheden ook de volgende taken aan TND opgedragen zullen worden:

Hier ligt een directe relatie met de problematiek rond de verzelfstandiging van overheidstaken, zoals gecumuleerd in het rapport van de Cie. Sint(36) en het Rekenkamer-rapport(37), zonder dat zulks aan de orde komt. Voorts zal, gelet op de naamstelling van de TND, de taakstelling niet alleen de telematica-infrastructuur doch tevens de telematica-diensten betreffen. In het Nederlandse Aktieplan 'Van Metafoor naar aktie'(38) worden de ministeries van Verkeer & Waterstaat en van Economische Zaken als verantwoordelijken aangewezen voor de totstandbrengen van het onafhankelijk toezicht met betrekking tot een geliberaliseerde telematicamarkt; daarbij dient e.e.a. vóór 1998 te zijn afgerond!
Niet duidelijk is waarom zowel de voornoemde taken, als de omvang van het taakveld, als betrokken bewindslieden slechts zo impliciet in de Tweede Kamer aan de orde zijn gekomen.


Discretionaire bevoegdheden

Zoals gezegd staat het belang en de reikwijdte van de op basis van art. 8 WTV. (en art. 29a Wijzigingsontwerp) uit te vaardigen algemene richtlijnen telecommunicatie rechtstreeks onder invloed van de Richtlijnen van de Europese gemeenschap (o.a. de ONP-richtlijnen). Liberalisering leidt er dan ook toe dat onder invloed van EG-regelgeving andersoortig toezicht nodig is op het gebied dat is geliberaliseerd.
Daarbij doet zich de enigszins merkwaardige situatie voor dat de minister enerzijds opmerkt 'op voorhand met voldoende mate van zekerheid aan te nemen' dat de bestaande richtlijnen en resoluties op telecommunicatiegebied geen beleidsinhoudelijke ruimte van enige betekenis geven, waarbij hij de dienstenrichtlijn en de huurlijnenrichtlijn als voorbeeld noemt(39); doch anderzijds stelt dat de uitvoering van EG-regelingen in veel gevallen een nadere beleidsmatige afweging op nationaal niveau nodig maken welke niet zonder meer aan de regering kan worden overgelaten(40). De minister van V&W toont zich kortom niet alleen begaan met een zorgvuldige wijziging in de initiële bevoegdheidsverdeling rond de telematica, doch ook met de gedetailleerder inkleuring van de door de EG en de minister aangegeven en nóg aan te geven kaders van de geliberaliseerde telecommunicatiemarkt. Nog afgezien van de vraag of - gelet op de Europese invulling van de beoogde telecom-liberalisering - de minister omvang en ingrijpendheid van zijn bevoegdheden en beleidsvrijheid met betrekking tot regulering van een geliberaliseerde telematicamarkt niet overschat, lijkt de door de minister zèlf voorgestane op afstandplaatsing van de controle- en toezichtsbevoegdheden op deze wijze uitgehold te worden door een fijnmazige preventieve invulling en beïnvloeding van de te verzelfstandigen bevoegdheden, in plaats dat deze op hoofdlijnen wordt aangegeven.
Aldus lijkt bevreesdheid voor verlies van discretionaire bestuursbevoegdheden een vertraging op te leveren voor een zo spoedig mogelijk onafhankelijk toezicht.


Beslissende instantie

Niet duidelijk is door of namens welke instantie nu eigenlijk de toezichtsbeslissingen zullen worden genomen; door het zelfstandig bestuursorgaan of door het zelfstandig bestuursorgaan namens de minister, of door de minister zelf. Kortom zal er sprake zijn van attributie, delegatie of mandaat aan de op afstand geplaatste instantie?
Daarnaast dient onderscheiden te worden tussen geschillen welke de minister van V&W aan zich houdt en waarin hij dus zèlf voorziet, geschillen welke aan de TND worden voorgelegd en geschillen waarvoor hetzij een bijzondere rechtsgang geldt, hetzij de AROB-rechter of de burgerlijke rechter bevoegd is.
Zo zijn er ministeriële beslissingen inzake geschillen over de wettelijke interconnectieverplichtingen, zijnde een interpretatieve invulling van de eigen beleidsvrijheid uitmondend in een uitspraak van de bewindspersoon in het geschil, welke in eventueel daarop volgende rechterlijke procedures door de rechter slechts marginaal zullen kunnen worden getoetst.
De beslissingen genomen door de op afstand geplaatste toezichthoudende instantie zullen aangemerkt moeten worden als bestuursbeslissingen, dit blijkt ook met zoveel woorden uit het feit dat men de instelling van een zelfstandig bestuursorgaan beoogt. Tenzij i.c. van een speciale rechtsgang gesproken kan worden zal in beginsel de AROB-rechter bevoegd zijn.
Daarnaast zullen bijv. het College van Beroep voor het Bedrijfsleven m.b.t. bijvoorbeeld vergunning- verlening/-intrekking en mededingingsaangelegenheden (inzake de WEM staat overigens een herziening op stapel) en de burgerlijke rechter m.b.t. privaatrechtelijke geschillen een rol spelen. Ten aanzien van de draadloze communicatie wordt de instelling van een agentschap voorbereid, aangenomen mag worden dat deze tevens een eigen geschillenbeslechtende rol zal krijgen. Voorts is er nog de competentie van het Commissariaat voor de Media, welke gelet op de toenemende osmose tussen infrastructuur en diensten aan belang wint. Met betrekking tot de mediawetgeving merkt de minister op dat de relatie met het media-toezicht nog nader worden uitgewerkt en dat wellicht onderdelen van de mediawetgeving die op de electronische snelweg betrekking hebben, worden ondergebracht in de telecommunicatiewetgeving. Voorwaar een judiciële lappendeken, waarmee ingegaan wordt tegen het streven van het ONP-raamwerk ingewikkelde procedures en rechtsgangen te voorkomen. Daarnaast rijst de vraag of de onderliggende regeling wel een voldoende onafhankelijke geschillenbeslechter in Europeesrechtelijke zin oplevert gezien de bestuurlijke ophanging van de projectdirectie TND.


Siamese drieling?

De minister van V&W is voornemens de met de uitvoering van het frequentiebeleid belaste Directie Operationele Zaken van HDTP enigszins te verzelfstandigen, bijvoorbeeld als agentschap(41). Tijdens het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer werd daarop door de PvdA de wenselijkheid - gelet op het belang van toezicht en controle op de frequentietoedeling - van de instelling van een onafhankelijk orgaan naar voren gebracht, bijvoorbeeld een commissariaat voor de informatievoorziening. Dit zou naar mening van de PvdA waarschijnlijk hetzelfde orgaan dienen te zijn dat toezicht houdt op de telecommunicatiesector(42). De Minister van V&W antwoordde daarop dat met betrekking tot de uitvoering van het frequentiebeleid voor een agentschap was gekozen teneinde te voorkomen dat de Minister van V&W geen politieke verantwoording meer zou dragen op het vlak van dit frequentiebeleid. Het frequentiebeleid behoort naar mening van de minister tot de essentiële overheidstaken - gelet op de daarbij betrokken maatschappelijke belangen als veiligheid, criminialiteitsbestrijding, omroep en wetenschap - waarvoor dan ook politieke verantwoording behoort te worden gedragen(43). Met betrekking tot de mediawetgeving merkt de minister op dat de relatie met het media-toezicht nog nader worden uitgewerkt en dat wellicht onderdelen van de mediawetgeving die op de electronische snelweg betrekking hebben, worden ondergebracht in de telecommunicatiewetgeving.
Daarnaast lekte in maart 1995 het concept uit van een voorontwerp van een wet op de cryptografie, dat deel zou moeten gaan uitmaken van de Wet op de Telecommunicatievoorzieningen. Het concept stelde een verbod/vergunningensysteem voor voor cryptografie, waarmee het versleuteld versturen van elektronische berichten middels datacommunicatie en het bezitten of verhandelen van encryptiesoftware aan een vergunningen-systeem zou worden verbonden. Alleen diegene zou encryptie mogen gebruiken, die toestemming van het Ministerie van Justitie heeft om versleutelde berichten te versturen en die de sleutel heeft gedeponeerd bij een (nog op te richten) speciaal beheerorgaan dat is belast met het beheer en het ter beschikking stellen daarvan aan de bevoegde organen die dat behoeven, van de informatie, daaronder begrepen de algoritmen, die is verkregen in verband met de aanvragen voor toelatingen en machtigingen. Onder druk van onder andere het bedrijfsleven is het voorontwerp vooralsnog ingetrokken, doch gelet op de Europese ontwikkelingen en geluiden van de kant van Binnenlandse Zaken(44) lijkt van uitstel geen afstel te komen.

Gelet op de tamelijk parallel lopende taakstellingen met betrekking tot elkaar functioneel overlappende media, ligt de aanname voor de hand dat op termijn stemmen zullen opgaan om ZBO, agentschap en beheerorgaan te doen opgaan in één overkoepelend toezichtsorgaan voor alle telecommunicatie-gerelateerde beleidsterreinen. In 1989 werd in een studie in opdracht van de Ministeriële Commissie Informatiebeleid reeds een lans gebroken voor een Commissie voor de Electronische Informatievoorziening waarin ordenende bevoegdheden - zoals telecommunicatie-infrastructuurbeleid, frequentiebeleid ten aanzien van ether- kabel- en andere transmissietechnieken, het verlenen van telecommunicatiemachtigingen en de uitgifte van frequenties - en toezichtsbevoegdheden - zoals op de aanleg en instandhouding van de telecommunicatie-infrastructuur, toezicht op de publieke en de private omroepsector en opsporende en uitvoerende taken terzake van o.a. het omroepmededingingsbeleid - binnen één organisatie zouden moeten worden gebundeld(45).
Gelet op het voorgaande moet men zich afvragen of de op zich aantrekkelijke gedachte van hetzij een Commissie voor de Electronische Informatievoorziening, hetzij een Commissariaat voor de Telecommunicatie(46) niet tevens aanleiding zou kunnen geven tot een ongewenste doch onvermijdelijke cumulatie van overheidsbevoegheden.


Adviescommissie

De formele positie van de adviescommissie met zijn onafhankelijke leden lijkt niet geheel uitgekristalliseerd. Zoals gezegd beaamde de minister in het Tweede Kamer-overleg van 28 juni 1995 dat de nieuwe DTND niet onafhankelijk is en dat de onafhankelijkheid van de TND nu in feite wordt ingevuld door de commissie van onafhankelijke deskundigen. De Tweede Kamer veronderstelde dat de onafhankelijke adviescommissie min of meer permanent zal worden ingeschakeld, hetgeen een halve stap zou zijn in de richting van onafhankelijk toezicht(47).

Het adviesorgaan volgens het deskundigenmodel zal worden ingesteld door de Minister van V&W welke tevens de leden zal benoemen. De minister bezwoor daarbij de Tweede Kamer dat zij echt onafhankelijk denkende mensen heeft gekozen, doch voegde daar echter aan toe zo'n onafhankelijk advies naast zich te kunnen neerleggen, maar dan de Kamer te moeten informeren over de reden daarvan(48). De minister lijkt met betrekking tot het gewicht van de adviezen aldus de nodige slagen om de arm te houden, hetgeen een bijzonder licht werpt op een juist om haar deskundigheid in te stellen commissie. De omstandigheid dat de relaties met andere advies- en overlegorganen zoals de Raad voor Verkeer en Waterstaat(49) niet nader is aangeduid geeft op voorhand aanleiding tot het voorspellen van conflicterende en overlappende adviezen uit onderscheiden adviesorganen, waarbij de problematiek rond de herziening van het adviesstelsel(50) nog buiten beschouwing is gelaten.
Niet geheel duidelijk is aan wie de adviescommissie adviseert; aan het ZBO of aan de minister of aan beide. De minister suggereert 'beide': 'De commissie adviseert TND en dus ook de minister.', hetgeen niet direct inzichtelijk maakt hoe de minister zich een dergelijke adviesprocedure in de praktijk voorstelt. Anderzijds lijkt de stelling van de minister alvast enige onafhankelijkheid te willen creëren door een aparte directie TND en een onafhankelijke adviescommissie, zodat zij haar beslissingen op grond van onafhankelijke deskundigheid kan nemen te suggereren dat de adviescommissie hier dus in de éérste plaats aan de minister adviseert(51).
Ook het feit dat de benodigde budgetten voor het inhuren van externe deskundigheid bij de minister van V&W vandaan lijken te komen en dat de minister het secretariaat van de commissie wil onderbrengen bij de DTND (tenzij de commissie dat niet wil) geeft de indruk dat het gaat om een adviesorgaan van de minister dat de minister gemakshalve bij TND onderbrengt.

Kortom: de Minister stelt een adviescommissie in met door de minister gekozen onafhankelijke deskundige leden, waarbij niet helemaal duidelijk is aan wie de commissieleden nu precies gaan adviseren en waarvan de minister het advies naast zich kan neerleggen waarbij zwaarwegende redenen kennelijk niet vereist zijn. De chiquere oplossing waarin de commissie aan TND zou adviseren - i.e. onafhankelijk denkende deskundigen in een onafhankelijk adviesorgaan adviserend aan een tamelijk onafhankelijk, want op afstand van de minister geplaatst - zelfstandig bestuursorgaan was de minister waarschijnlijk wat veel van het goede!

De minister heeft ervoor gekozen om het toezicht op afstand te plaatsen, welnu dan moet hij dat ook doen! Het sluitstuk is nu een Tweede Kamer die staat voor de afweging of zij de minister van V&W voor een reeds genomen beslissing ter verantwoording moet roepen en het gewicht van de kwestie voldoende is om daaraan eventueel de portefeuillekwestie te kunnen verbinden.


Mededingingsaspecten

Ten aanzien van de aan de TND opgedragen specifieke mededingingsgevoelige toezichtstaken is niet geheel duidelijk hoe deze zich verhouden met het reguliere mededingingsregime van de ministeries van Verkeer & Waterstaat en van Economische Zaken, en van de Europese Commissie. Ook de relatie tussen de TND en het toetsingsorgaan dat in het kader van de nieuwe Wet Economische Mededinging zal gaan functioneren is niet duidelijk. Overigens dient ook in de ogen van de minister de relatie met de WEM in overleg met het ministerie van EZ nog nader te worden gepreciseerd.
Naar mening van de minister van V&W horen de implementatie en nationale toepassing van algemene Europese mededingingsregels bij het Ministerie van Economische Zaken thuis, Europese telecomregels die ook mededingingsaspecten bevatten zullen in de WTV worden ondergebracht(52).
Het toezicht op de mededingingsaspecten van het ministerie van Economische Zaken is in de optiek van de minister van V&W dan ook aanvullend op de specifieke taken van het ministerie van V&W. Volgens de minister moet enerzijds het telecom-toezichtsorgaan de vrijheid krijgen om de mededinging te bevorderen en moet anderzijds de politieke verantwoordelijkheid goed worden geregeld. De Minister van V&W kan vergunningen voor infrastructuur weigeren of intrekken als daardoor afbreuk wordt gedaan aan de beoogde mededinging(53).
Op het moment dat de markt goed blijkt te functioneren, zegt de minister te kunnen overwegen om de normale WEM van toepassing te verklaren(54). Niet duidelijk is of het de bedoeling is om zodra de concurrentie naar behoren functioneert het telecom-toezichtsorgaan te laten opgaan in het bredere toezicht vanuit de WEM.


Financiële addertjes?

De KPN en de nieuwe houders van de infrastructuurvergunningen zullen overigens moeten gaan betalen voor onder meer het door de overheid te houden toezicht. "De kosten van verlening van infrastructuurvergunningen, en in het verlengde daarvan, van het toezicht zullen evenwel door middel van retributies bij de betrokkenen in rekening worden gebracht.", zo meldt de Memorie van Toelichting(55). Hetzelfde zal plaatsvinden met betrekking tot de kosten van het management en beheer van het frequentiespectrum. De beoogde instelling van bijvoorbeeld een agentschap voor de uitvoeringstaken rond het frequentiebeleid zal de kosten welke met de uitvoering van dit beleid gemoeid zijn duidelijker zichtbaar maken. Deze kostendoorberekening beoogd overigens niet een doelmatigheidsbevorderend instrument te zijn(56).
In verband hiermee zal artikel 41 van de WTV worden aangepast door middel van de Wijzigingswet Telecommunicatie. Het gaat dan om het leggen van een wettelijke basis voor het in rekening brengen van kosten van de overheid met betrekking tot het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de WTV gegeven regels, voorschriften en beperkingen. De kosten van management, beheer, huisvesting, juridische ondersteuning etc. die voor de uitvoering van deze taken worden gemaakt, zullen via een nader te ontwikkelen retributiesysteem worden verhaald(57).
Dat de ZBO kostendekkend zal moeten werken is te begrijpen, blijkbaar zijn het de infrastructuur- en dienstenaanbieders die dat zullen gaan betalen. Dit impliceert echter niet enig recht op inspraak, gelet op de inkleding van het toezichtsorgaan - ingesteld en ingevuld door de minister van V&W - en de ophanging van de adviescommissie - ingesteld en ingevuld door de minister van V&W en daarbij een adviesorgaan bestaande uit deskundigen, niet (mede) een overlegorgaan (mede) bestaande uit belangenbehartigers.

In dit kader mag het toonzettend worden geacht voor deze problematiek dat in de Memorie van Toelichting bij de wijzigingswet(58) wordt gesteld dat een precieze indruk van de benodigde bemoeiingen van de overheid, waaronder personele inzet, met de toetsing van aanvragen en het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wetten nog te stellen regels, voorschriften en beperkingen, vooralsnog niet kan worden gekwantificeerd, omdat de belangstelling voor het verwerven van infrastructuurvergunningen nog niet goed kan worden ingeschat. De budgettaire consequenties van de voorgenomen nieuwe wetgeving zijn dan ook alleen globaal in te schatten. Men kent kortom nog niet de omvang van de overheidsbemoeienis, noch de daarmee gepaard gaande kosten, niettemin is wel de eerste stap richting privatisering gezet.


Overweging

Informatiestructuurschets Nationale Telecommunicatievoorziening?

Ingeval van decentralisatie en/of (in- of externe) verzelfstandiging van proces- en uitvoerende overheidstaken, zal uit oogpunt van de democratische legitimering van het overheidshandelen het zwaartepunt in toenemende mate komen te liggen op een nauwkeurige definiëring naar grenzen en inhoud van zowel het bestuurskader als de bestuurlijke randvoorwaarden. Dit vereist een heldere toedeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden vooraf en een heldere toedeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden vooraf en verantwoording op hoofdlijnen achteraf.
Indien het overheidsbeleid met betrekking tot telecommunicatie-infrastructuren en -diensten zou kunnen worden ingekaderd in een Informatiestructuurschets voor de Nationale Telecommunicatievoorziening zou dit een belangrijk ondersteunend beleidsinstrument kunnen vormen voor de gecoördineerde inrichting en voor de evenwichtige verdere ontwikkeling van de Digitale Snelweg.

Een informatiestructuurschets(59) - een figuur uit de Beleidsnotitie Openbare Sector; de zgn.'BIOS-nota' - beslaat een specifiek deelgebied van de openbare informatievoorziening - zo is er een Structuurschets Informatievoorziening Milieubeheer, een Structuurschets Persoonsinformatie, een Structuurschets Justitiële Informatievoorziening, etc. - en is een belangrijk coördinerend beleidsinstrument op dit deelgebied. Een structuurschets bewijst met name dán zijn waarde ingeval de bij een beleidsterrein betrokken belangen verdeelt zijn over meerdere organisaties. Het geeft aan welke bestuurs- en beheerseenheden (dit betreft niet uitsluitend openbare lichamen) bij dit beleidsterrein betrokken zijn, geeft een overzicht van de bestaande en voorgestelde inrichting en regelgeving van deze informatievoorziening en geeft aan met welke (her)verdeling van (bestuurlijke) taken verbetering in de organisatie en/of kwaliteit van de informatievoorziening op het desbetreffende deelgebied kan worden bereikt. Belangrijke aandachtspunten zijn hierbij in ieder geval:
  1. de politieke sturing en verantwoording; aangeven welke bewindspersonen betrokken zijn op aspectniveau m.b.t. het beleidsveld; aangeven welke bewindspersoon primair verantwoordelijk en uiteindelijk aanspreekbaar het beleidsveld is voor de coördinatie m.b.t. het specifieke beleidsterrein; dit laatste zal in beginsel de minister van V&W dienen te zijn;
  2. aangeven van overleg en draagvlak; aangeven partijen, welke overlegstructuren en coördinerende organen betrokken zijn (rijk, VNG, uitvoeringsorganen, etc.);
  3. het maken van afspraken over departementoverstijgende aspecten van het beleidsveld.
De figuur informatiestructuurschets is nader uitgewerkt in de IVR-aanbeveling Informatiestructuurschetsen en de Handleiding voor het opstellen van Informatiestructuurschetsen(60).

In het Nederlandse Actieprogramma 'Van metafoor naar aktie' wordt m.b.t. de coördinatie en sturing van de uitvoering van het Aktieprogramma alsook de coördinatie richting Europa een centrale rol weggelegd voor een 'kerngroep' binnen het Kabinet van meestbetrokken bewindslieden: de Ministers van Economische Zaken en van Verkeer en Waterstaat, de Staatssecretarissen van Onderwijs en van Binnenlandse Zaken(61). Gelet op het voorgaande zou deze kerngroep bij uitstek geschikt zijn de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van een Informatiestructuurschets Nationale Telecommunicatievoorziening in handen te geven.


VOETNOTEN
  1. variërend op het begrip 'sturen op afstand'; niet alleen een gevleugeld begrip binnen de reorganisatie van de Rijksdienst in zijn algemeenheid, doch ook een sleutelbegrip binnen zowel de nieuwe en komende telecommunicatieregelgeving als binnen de figuur ZBO
  2. een aspect dat terugkomt als 'vergelijkende toets', in de brief van de Minister van V&W aan de Tweede Kamer van 11 september 1995 (HDTP/95/19606.C)
  3. ook het Nederlands Aktieprogramma 'Electronische Snelwegen - Van metafoor naar aktie' 21-12-1994 p.12
  4. TK 1994-1995, 24163
  5. TK 1992-1993, 21693, nr.8, p.1
  6. TK 1992-1993, 21693, nr.8, p.20
  7. TK 1992-1993, 21693, nr.8, p.6
  8. TK 1992-1993, 21693, nr.8, p.4
  9. TK 1994-1995 24163, nr.3 p.18, TK 1993-1994 21693, nr.14, p.11
  10. TK 1992-1993, 21693, nr.8, p.3
  11. TK 1992-1993, 21693, nr.8, p.6
  12. rapport van de Cie. Steenbergen - Signalen voor straks - Bijlage 3 p.12
  13. Bijlage 2 van de richtlijn
  14. o.a. de Automatiseringsgids van 18 augustus 1995
  15. TK 1992-1993, 21693, nr.8, p.9
  16. TK 1992-1993, 21693, nr.8, p.7
  17. TK 1994-1995, 21693, nr.10, p.35/36
  18. Nader Rapport van de minister van V&W m.b.t. het advies van de Raad van State inzake de ontwerp wijzigingswet kabelgebonden telecommunicatie (TK 1994-1995, 24163 B, Onder punt 1b)
  19. overweging 29; noot 2: zie ook het Rapport Cie Steenbergen - Signalen voor straks p. 33 waar deze problematiek directer aan de orde kwam m.b.t. de PTT
  20. brief aan de TK d.d. 6 maart 1995; zie 24163 B p.6
  21. TK 1993-1994 21693 nr.14, p.2
  22. TK 1993-1994 21693; nr.14; p.8
  23. Verbinding en ontvlechting - Arnbak, van Cuilenburg, Dommering - 1990
  24. TK 1993-1994, 21693, nr.13
  25. TK 1993-1994, 21693,nr.18
  26. 1994-1995, 23900 XII, nr.12
  27. TK 1994-1995, 21693, nr.26, p.1
  28. TK 1994-1995, 21693, nr.30, p.4
  29. TK 1994-1995, 21693, nr.26, p.2
  30. TK 1994-1995, 21693, nr.30, p.2
  31. dit was reeds een aanbeveling in Rapport van de Commissie Steenbergen - Signalen voor straks, p.49
  32. TK 1994-1995, 21693, nr.26
  33. TK 1994-1995, 23900 XII, nr.12
  34. Aktieprogramma § 3.1
  35. uit de brief van de Minister van V&W van 11 september 1995 (HDTP/95/19606) zou inmiddels een dergelijke intentie opgemaakt kunnen worden; brief p. 8 De brief van 11 september 1995 geeft overigens een ambivalente mix weer van enerzijds vooruit willen lopen op de andere landen van de Europese Unie (waarbij snelheid prevaleert boven inhoud) en anderzijds terughoudend optreden teneinde niet terug te hoeven keren op een reeds ingeslagen weg. Het roept het - op zich niet oninteressante - beeld op van een Minister van Verkeer & Waterstaat die volgas de andere landen van de Europese Unie vooruit stormt, de dichte mist van de Electronische Snelweg in, de wegmarkeringen nauwelijks zichtbaar, de handrem aangetrokken.
  36. Verantwoord verzelfstandigen, rapportage van de Commissie-Sint, 14 september 1994
  37. Zelfstandige Bestuursorganen en ministeriële verantwoordelijkheid. Verslag van de Algemene Rekenkamer over 1994, deel 3 - TK 1994-1995, 24130, nr.3
  38. Bijlage Actiepunten en planning, p. 23
  39. Nader Rapport van de minister van V&W m.b.t. het advies van de Raad van State inzake de ontwerp wijzigingswet kabelgebonden telecommunicatie (TK 1994-1995, 24163 B), onder punt 1b
  40. TK 1994-1995, 21693, nr.10, p.35/36
  41. TK 1994-1995, 24095, nr.2, p.11
  42. TK 1994-1995, 24095, nr.3, p.3
  43. TK 1994-1995, 24095, nr.3, p.7
  44. Begroting 1996 , TK 1995-1996, 24400 hoofdstuk VII, nr.2 p. 13/14
  45. Verbinding en ontvlechting - Arnbak, van Cuilenburg, Dommering - 1990
  46. recentelijk nog A. Geurtsen, voorzitter van het Commissariaat voor de Media - Volkskrant 18 september 1995
  47. TK 1994-1995 21693 nr.30 p.2
  48. TK 1994-1995, 21693, nr.30, p.4
  49. deze op 1-10-1992 (Wet Raad voor Verkeer en Waterstaat, Stb.1992, 146) ingestelde nieuwe advies- en overlegstructuur kent een strikte scheiding tussen enerzijds advies door onafhankelijk deskundigen en anderzijds overleg met maatschappelijk betrokkenen.
  50. geïnitieerd door het rapport Raad op maat, rapport van de bijzondere commissie Vraagpunten Adviesorganen, TK 1992-1993, 21427, nr.30
  51. TK 1994-1995, 21693, nr.30, p.4
  52. TK 1994-1995, 21693, nr.30, p.5
  53. TK 1994-1995 21693, nr.30, p.2
  54. TK 1994-1995, 21693, nr.30, p.4
  55. TK 1994-1995, 24163, nr.3, p.19
  56. TK 1994-1995 24095, nr.2, p.11
  57. TK 1994-1995, 24163, nr.3, p.20
  58. TK 1994-1995, 24163, nr.3, p.19
  59. grondslag is art. 6 derde lid van het Besluit Informatievoorziening Rijksdienst 1990 De figuur als zodanig is ontwikkeld in het kader van de (inmiddels opgeheven) Bestuurlijke Overlegcommissie voor Overheidsautomatisering; zie BOCO-rapport nr. 12 'Structuurschetsen voor de Interbestuurlijke Informatievoorziening' - BOCO - 1983
  60. beide in Informatiestructuurschetsen in de Openbare Sector - Ministerie van Binnenlandse Zaken - november 1992
  61. Aktieplan p.22


© 1995/1997 - mr. P.J. Westerhof (1*at*compulegal.eu)
Een bewerking van dit artikel is verschenen als 'Bestuurstaak en organisatievorm van het toezicht op de nationale telecommunicatie, in het bijzonder de beoogde Directie Toezicht Netwerken en Diensten (TND)' in 'Recht op de elektronische snelweg?! Drie thema's inzake overheidsbeleid en nieuwe mogelijkheden voor informatievoorziening'
Samsom 1995

Counter

*